1909
In de Orthenstraat bevond zich eens de Brusselse Poort, één van de drie dertiende eeuwse stadspoorten. De huizen die binnen deze oudste stadspoorten gelegen hebben, moeten dus een oude geschiedenis kennen of illustre voorgangers hebben. Vandaag achter een nieuwbouwvoorgevel de geschiedenis van oude panden aan de Orthenstraat, nr. 36. De Bossche schout Dirick de Rover verkocht op 9 september 1325, 'Daags na Maria geboorte', het genoemde pand aan Johannes Bodo. Vele transacties later werd op 5 augustus 1492 Frederick van Egmond, heer van Ysselstein, Craendonck en Eindhoven de nieuwe eigenaar. Hij had het groter stenen huis gekocht, dat vlakbij de H.Kruispoort lag. Omdat Frederick 'heer van Ysselstein' was, kreeg het pand als naam: Het Huis van Ysselstein. Frederick van Egmond was een vechtbaas; hij nam ondermeer deel aan de aanvallen vanuit Den Bosch op Gelderland. De kroniekschrijver meldde over hem: „Hij hielt hier vele oeffeningen van wapenen ende reedt seer veel prachtich met sijn ruyters rontsom de Merckt ende stelde die dan op de Merckt in slach ordre”. Nadat Frederick in 1500 was overleden werd zijn echtgenote eigenaar van het pand en dertig jaar later zijn zoon Floris van Egmond. Ook deze Floris kon goed met de wapens omgaan: op Sint Annendagh 1534 schoot hij zichzelf bij een van de Bossche schuttersgilden tot koning, door de papegaai van de mast te schieten! AchterpoortIn 1542 werd Lubbert Torck de nieuwe eigenaar. In dat jaar plaatste hij een gevelsteen in het pand met ondermeer zijn familiewapen. Het was een groot huis dat in 1615 weer eens verkocht werd, voor een bedrag van f 2.708 en toen omschreven werd als: "Eene groote huysinge, voerpoerte, voerhuys aen de strate, stallinghe, galleryen, plaetse, hoff, erffenisen en achterpoerte". Deze achterpoort bood toegang tot 'de Dieskant bij de kraan', dus bij de stadskraan aan de Haven. Het Bossche stadsbestuur kocht het pand, om er het stedelijk depot van zout in te vestigen. Veertig jaar later, in 1657, werd het weer verkocht. De nieuwe koper was de koopman Willem van Bree. Willem van Bree stichtte een glasblazerij in het pand. Hij kreeg de steun van het stadsbestuur om deze plannen te realiseren. Ondermeer hoefde hij geen belasting te betalen op de grond- en brandstoffen. Hij mocht zijn schepen met hout afmeren in de Haven vlak achter zijn glasblazerij en indien er op dat moment een ander schip lag, moest dit versleept worden.Op 5 juli 1658 nodigde Van Bree het stadsbestuur in de glasblazerij uit: die dag zou er voor het eerst glas geblazen worden. Na van Bree werd zijn zoon de eigenaar van 'het Glashuis', zoals het pand in de volksmond was gaan heten. Deze Mathias van Bree had uit Engeland een glasslijper aangetrokken „na welken tijd er zulken fraai glaswerk gemaakt werd, dat zulks het Engelsche evenaarde”. Dit in Den Bosch geblazen en versierde glaswerk werd een geliefkoosd relatiegeschenk voor het Bossche stadsbestuur. Koloniale warenIn de tweede helft van de achttiende eeuw is de glasblazerij verdwenen. Eigenaar van het complex werd de kapitein ter zee Willem Vosch van Avesaet. Het 'huis van Ysselstein' werd afgebroken en in 1789 werd door Willem op dezelfde plek een kapitaal herenhuis gebouwd. Het werd in de negentiende eeuw bewoond door handelaars in koloniale waren (familie Van Ryckevorsel), die zich er later - evenals de familie Van Lanschot - als bankier vestigden.In de eerste helft van de twintigste eeuw moest het herenhuis plaats maken voor uitbreidingen van de fabriek De Gruyter. Maar twintig jaar geleden sloten de laatste winkels van De Gruyter en sloot ook de fabriek. Het gehele complex werd gesloopt en maakte plaats voor winkels en flats: de Busselse Poort geheten naar de oudste stadspoort hier ter plekke. |
In het begin van de 16de eeuw wordt Jacob Cnoden steeds als enige betaler voor dit huis aangewezen in de fiscale bronnen. Hij betaalt ook de hertogcijns voor een perceel van 19 voet (= 5,46 m). Het pand is in het begin van de 18de eeuw bij het naastgelegen grote 'Huis van Ysselstein' getrokken. Dit complex is in het eind van die eeuw in zijn geheel gesloopt, zodat we niet weten of de perceelsbreedte van 19 voet overeenkwam met de oorspronkelijke breedte. In het cijnsboek van 1573 staat de kuiper Jan Roeloffsz (van Doirn) vermeld, die ook voor Orthenstraat 32 moest betalen. Na hem wordt de lakenkoopman Jacob van Tulden, de vader van de bekende schilder Theodoor, aangeslagen voor de cijns. Het perceel liep tot de Smalle Haven door. Daar stond een afzonderlijk huis, dat in de 16de eeuw nog tot wel tot het hoofdpand behoorde. | 471 |
Op een 70 voet (= 20,13 m) breed terrein, grenzend aan de stadsmuur, stond reeds in de 14de eeuw een groot stenen huis. Zetten we deze 70 Bossche voet op de kaart uit, dan zien we dat er nog een strook van circa 5,50 m tot de stadspoort en circa 9,50 m tot de stadsmuur rest, die niet belast was met een hertogcijns. Dit terrein zal oorspronkelijk tot de verdedigingswerken van de stad behoord hebben. Op de kaart van Jacob van Deventer uit 1545 wordt een vrijstaand huis aangegeven met een blauw dak, wat op een bijzonder gebouw duidt. Het was vóór de 16de eeuw steeds in handen van invloedrijke families. In 1488 werd het gekocht door Frederik van Egmond, heer van Ysselstein. Via zijn erfgenamen kwam het aan de familie Torck, die verwant was met het geslacht Van Hemert, waarnaar het huis ook vernoemd werd. Een wapensteen van Torck met het kwartier van Hemert prijkte in de voorgevel. In het archief van Neder-Hemert bevinden zich nog meerdere akten die betrekking hebben op het grote huis. De oudste vermelding is uit 1325 als de naastgelegen Brusselsepoort al buiten gebruik is als verdedigingswerk. In 1380 wordt het omschreven als stenen huis en hof met een onbebouwd erf. In 1425 volgt de omschrijving van 'erf met timmeringen'. Het erf liep, zo blijkt uit een akte uit 1489, tot aan de Haven. De hertogcijns werd niet door de familie Torck, maar door een zekere Hendrik Boden betaald. Later wordt de Tafel van de Heilige Geest als bezitter belast met deze cijns. In 1572 blijkt het huis te zijn | 471 |
verhuurd, samen met vier 'cameren oft huysen daertoe annex ende toebehoorende'. Deze kleine huisjes zullen aan de buitenzijde van de oude stadsmuur gestaan hebben in het Bokhovenstraatje of aan de Smalle Haven. Bij de inning van de zettingen in 1547 worden drie vermoedelijke huurders vermeld, waaronder een kramer. In 1594 verkocht de Tafel van de Heilige Geest het huis met tuin en achterhuis aan mr. Jacob van Berchem, schout van Maasland. Aangezien het huis in 1789 geheel is vernieuwd, weten we weinig over de voorganger. Een beschrijving uit 1611 brengt ons niet verder dan: 'een huis met den houtwerk'. Vier jaar later krijgen we uit een beschrijving een iets helderder beeld: 'de groote huysinge, voerpoerte, voerhuys aen de strate, stallinghe, galerijen, plaetse, hoff, erfnisse ende achterpoerte, uutgaende achter die Craen opten Dieskant aldaer,...'. Het moet een zeer rijk geheel geweest zijn, vergelijkbaar met bijvoorbeeld het Keizershof en het Hof van Zevenbergen in de Keizerstraat, maar waarschijnlijk van een hogere ouderdom. | 472 |
jhr. Bosch v. Drakensteijn84. "'t Hof van Sevenbergen" anno 1496. "'t Huis van Hemert", "'t Huis van Ysselstein" anno 1580. Zoo genoemd naar hoogadelijke familiën. Later was de naam: "De Mortier", en "Het Glashuis". In 1656 verleende de stedelijke regeering aan Guilielmo van Bree octrooi voor het vervaardigen van glas. Het prachtige glaswerk sindsdien door van Bree, te zamen met Bonhomme uit Luik, hier vervaardigd, was overal zeer gezocht. De Bossche Migistraat, die met de nieuwe industrie harer stad hoog was ingenomen, heeft voorname vreemdelingen dikwijls dit glaswerk als geschenk aangeboden. | 25 |
Als men door de Orthenbinnenpoort de stad inging, was het eerste huis, dat men aan zijne rechterhand kreeg, dit huis. Deszelfs eerste eigenaars worden als volgt vermeld door P.N. van Doorninck in zijnen Inventaris van het oud archief der heerlijkheid en gemeente Nederhemert:
Daags na Maria geboorte (9 Sept) 1325. Dirick de Rover, schout te 's Hertogenbosch, draagt, ten overstaan van Elyas Pannicida (den gewandsnijder), Gerardus van Neynsel en Nycholaus de Ouden, schepenen aldaar, aan Johannes Bode, poorter van die stad, over zijn recht op een huis, staande te 's Hertogenbosch aan de Orthenstraat bij de steenen Binnenpoort. Hij verbindt zich daarvan te betalen eene erf rente van 20 pond aan de tafel van den H. Geest te den Bosch.
St. Laurensdag (10 Augustus) 1342. Bodo, zoon van Ghibon van Waalwyc, en zijne zuster Jutta, beiden ook nog als zich sterk makende voor hunnen minderjarigen broeder Arnoldus, verkoopen ten overstaan van Ywanus de Gravia (van Grave) en Godescalcus Rosemont, schepenen van 's Hertogenbosch, aan den bakker Henric Henrics Mathijszn. 1/6 in een huis met tuin, afkomstig van hunnen grootvader Bodo de Tyla (van Tiel) den oude, en staande aan de Orthenstraat dicht bij de Poort.
Daags na Driekoningen (7 Jan.) 1353. Bodo de Tiela draagt ten overstaan van Gerardus Vosse en Arnoldus Stamelairt de Penu, schepenen van 's Hertogenbosch, aan Gerardus van Mameren van Rossem tegen eene grondrente van 13 pond over een erf, gelegen aan de Orthenstraat.
St. Petersdaghe ten stoel, die men heyt ad cathedram
| 120 | ||||||||||||||||||||||||
(22 Febr.) 1355. Schepenen, Gezworenen, Rentmeesters, Dekenen van ambachten, een deel der goede knapen en de gemeene stad van 's Hertogenbosch yerkoopen aan Heylwych weduwe van Henric Bauderics een achter haar erf gelegen gedeelte der oude stadsmuren. Maendaghs na der octaven des heylichs Sacramentsdach (19 Juni) 1357. Dezelfden bekennen verkocht te hebben aan Gheryt van Mameren een stuk erf, 27 1/2 voet breed en 31 1/2 voet lang, gelegen achter diens huis tusschen Ude Vlemings en Godevaert Dunnecop, zijnde deze verkoop geschied onder voorwaarde, dat de kooper binnen 2 jaren eene steenen worp zal doen leggen aan den stroom 1).
Vridagh ... 1363. Dezelfden vergunnen aan Heylwych weduwe van Henric Bauderics om door de Peterscutspoert binnen te rijden en eenige veranderingen te maken aan haar naast die poort staand huis.
Feria quarta post Misericordia (12 April) 1380. Mechteld weduwe van Godevaert Dunnecop en hunne kinderen Lambertus, Boydewinus, Godefridus en Elisabeth, de vrouw van mr. Henricus Goeswinuszoon, dragen ten overstaan van Henricus Cnode en Leoninus van Erp, schepenen van 's Hertogenbosch, aan Henric Mathyszn. (Henric Henrics Mathyszn?) over een steenen huis met tuin, staande en gelegen aan Orthenstraat bij de Schutspoort, alsmede een onbebouwd erf, grenzende aan dat huis en bezwaard met eene grondrente van 8 pond.
Sabbato post Dominicam qua cantatur oculi (28 Maart) 1394. Genta en Mechtildis, dochters van wijlen Gheryt van Mameren, dragen ten overstaan van Dirck de Rover, ridder en Johannes Coptiten, schepenen van 's Hertogenbosch, aan hunne zuster Margaretha over al hetgeen zij uit de nalatenschap van hunnen vader geërfd hebben.
In die beatae Luciae virginis (13 Dec.) 1395. Dirck, zoon van Gheryt van Mameren, doet ten overstaan van Ghisel-
| 121 | ||||||||||||||||||||||||
bertus de Spina (van Doorn) en Jacobus Coptiten, schepenen van 's Hertogenbosch, ten behoeve zijner zuster Margaretha afstand van hetgeen hem toekomt uit de nalatenschappen zijner ouders. Twee dagen na St. Maarten in den winter (13 Nov.) 1396. Aleydis, dochter van Gheryt van Mameren en weduwe van Jan Janszn de Bachon, draagt ten overstaan van Ywanus Stiereken en Gerardus van der Aa, schepenen van 's Hertogenbosch, aan hare zuster Margaretha over een huis en erf, staande en gelegen aan de Orthenstraat.
Feria secunda post feshim beati Martini hyemalis (13 Nov.) 1396. Ywanus Stiercken en Gerardus van der Aa, schepenen van 's Hertogenbosch, geven een vidimus der voormelde schepenbrieven van 1357, 1380, 1394, 1395 en 1396, waarna Margaretha, dochter van Gheryt van Mameren, verklaart de daarin bedoelde eigendomsoverdrachten aan te nemen voor zich en voor Hille, dochter van Hilo Borghart.
31 Maart 1411. Margaretha, weduwe van Henric, den zoon van Henric Mathyszn, doet ten overstaan van Daniel Roesmont en Gerardus van der Aa, schepenen van 's Hertogenbosch, ten behoeve van Elisabeth, de dochter van Henric Mathyszn (Henric Henrics Mathyszn), afstand van het vruchtgebruik, dat zij heeft van een steenen huis met erf, staande en gelegen aan de Orthenstraat nabij de steenen poort, genaamd St. Peters schutspoort.
12 September 1425. Bodo de Tyela, zoon van wijlen Henric Mathyszn (Henric Henrics Mathyszn?) draagt ten overstaan van Arnoldus de Rover en Godescalcus Roesmont, schepenen van 's Hertogenbosch, over aan mr. Martinus van Zomeren ten behoeve van Tielman en Zwanelde, kinderen van Arnoldus Tielmanszn, een erf met timmering, gelegen aan de Orthenstraat bij de Peter Schutspoort en belast met eene erfelijke grondrente van 7 oude ponden.
6 Februari 1489 (zal moeten zijn 1439). Zweneldis. dochter van wijlen Arnoldus Tielmanszn., draagt ten overstaan van Henricus Berewout en Arnoldus Beest, schepenen van
| 122 | ||||||||||||||||||||||||
's Hertogenbosch, aan Bodo de Tyela (van Tiel) over de helft van een erf, gelegen aan de Orthenstraat bij de Schutspoort en zich uitstrekkende tot aan de Haven. Vrijdag na Paschen (29 Maart) 1459. Arnoldus Henricszn. Colen draagt ten overstaan van Nicolaus Spierinc en Wolterus van Vucht, schepenen van 's Hertogenbosch, aan Goesvvinus Toelinc over een erf, gelegen aan de Orthenstraat tusschen het erf van dezen laatste en dat van Egidius Screynmeker en belast met een 1/4 eener erfelijke grondrente van 20 oude ponden ten behoeve van de Tafel van den H. Geest te 's Hertogenbosch.
Zaterdag na Zondag Judica (13 April) 1469. Goeswinus Toelinc draagt ten overstaan van Rodolphus Dicbier en Wilhelmus van den Bosch, schepenen van 's Hertogenbosch, aan zijnen zoon mr. Wilhelmus Toelinc, priester, over een steenen huis met erf, staande aan de Orthenstraat bij de H. Kruispoort in de nabijheid van de Vischmarkt en het Bokhovenstraatje.
Zaterdag na Zondag Judica (13 April) 1469. Theodoricus Henrickszn. Bressers van Beeck doet ten overstaan van Rodolphus Dicbier en Wilhelmus van den Bosch, schepenen van 's Hertogenbosch, ten behoeve van Willem Hinckart afstand van zijn recht van wederinkoop en naasting, dat hij heeft van zekere erven aan de Orthenstraat nabij de H. Kruispoort gelegen en welke door mr. Willem Toelinc, priester, den zoon van Goeswinus Toelinc, aan genoemden Hinckart waren verkocht.
Vrijdag na Paschen (27 April) 1470. Johannes Kemp Janszn., als gehuwd met Mechteld Goeswinusdochter, draagt ten overstaan van Rodolphus Dicbier en Wilhelmus van den Bosch, schepenen van 's Hertogenbosch, aan Wilhelmus Hinckart, als gemachtigde van mr. Willem Toelinc, priester, over een steenen huis met erf, staande aan de Orthenstraat bij de H. Kruispoort en in de nabijheid van de Vischmarkt en het Bokhovenstraatje.
24 Juli 1470. Mr. Willem Toelinc, priester, zoon van
| 123 | ||||||||||||||||||||||||
Goeswinus Toelinc, verklaart ten overstaan van Johannes Ghysselen Johanneszoon en Rodolphus Dicbier, schepenen van 's Hertogenbosch, van Wilhelmus Hinckart ontvangen te hebben 300 Rijnsche gl., verschuldigd wegens den koop van zekere huizen en erven, staande en gelegen aan de Orthenstraat en afkomstig van genoemden Goeswinus Toelinc. Feria tertia post Misericordia (4 Mei) 1484. Ghysenradis van Erp 2), weduwe van Wilhelmus Hinckart 3), draagt ten overstaan van Johannes Maertenszn. Monicx en Johannes Dachverlies, schepenen van 's Hertogenbosch, aan haren zoon Anthonius 4) over een steenen huis met tuin, staande aan de Orthenstraat bij de H. Kruispoort en in de nabijheid van de Vischmarkt en het Bokho venstraat je, door haren overleden man aangekocht van Mr. Willem Toelinc Goeswinuszn.
Feria tertia post Misericordia (4 Mei 1484). Ten overstaan van laatstgenoemde Schepenen en met toestemming van Johannes van Erp Arnolduszoon en Symon van Gheel draagt Anthonius Hinckart laatstbedoeld huis met tuin over aan Ludovicus van der Heyde.
18 Nov. 1488. Frederick, broeder tot Egmond, heer tot Ysselsteyn, tot Bueren, tot Craendonck, enz., verklaart, dat zijn rentmeester te Maartensdijk zal betalen aan zijnen dienaar Lodewich van der Heyen eene jaarrente van 6 Rijnsche gl. ter vergoeding van in 1487 te Leerdam en andere plaatsen voorgeschoten gelden.
5 Aug. 1492. Frederick van Egmond, tijdelijk heer van Ysselsteyn, Craendonck, Eyndoven, etc, bekent ten overstaan van Jan Heym en Yewaen Kuyst Martynszn., schepenen van 's Hertogenbosch, aan Lodewijck van der Heyden Lodewijchszn. schuldig te zijn eene zekere som gelds, voortspruitende uit den koop van een steenen huis aan de Orthenstraat bij de
| 124 | ||||||||||||||||||||||||
H. Kruispoort, welk huis Lodewijch van derHeyclen gekocht had van Anthonius Hinckart Willemszn. en vroeger toebehoorde, eerst aan Goeswinus Toelinc en daarna aan Willem Hinckart, Zooals uit laatstgemelde akte kan worden opgemaakt en in elk geval blijkt uit Dr. C.E. Hermans Kronijken p. 13, daar toch aldaar geschreven staat: her Frederick van Egmont, wyens huysing ofte paleys noch staet in die Ortenstraet by dal heylich Cruy spoor te, was Frederik van Egmond de eigenlijke kooper van dit huis, dat naar hem omdat hij heer was van Ysselstein, het huis van Ysselstein is genoemd geworden. Zijne ouders waren Willem van Egmond, heer van Ysselstein, Leerdam, enz., stadhouder van Grave, overleden op het Kasteel te Grave 1483, en Walburg van Meurs, overleden in de kraam 1459 5).
Over het verblijf van Frederik van Egmond in den Bosch vermeldt J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 191 het volgende:
Onder alle de Hovelinghen van 't Bourgongiesche Hof soo droech Fredrick van Egmonde, eerste Grave van Buren. Heere van Ysselsteyn, de Stadt van den Bossche byzondere
| 125 | ||||||||||||||||||||||||
gunste toe; hiel hier sijn wooning he op het Huysvan Hemert in de Orthenstraet teghen over het Geertruyden Clooster beneffens de oude Bruysselsche poort, nu de Cruyspoort. Dese Graef van Bueren was gewoon met de Bossenaers in Gelderlandt vyantlycke invallen te doen. Hy hielt hier vele oefeningen van wapenen ende reedt veel seer prachtich met sijn Buyters rontsom de Merckt ende stelde die dan op de Merckt in slach ordre.
Hij overleed in het jaar 1500. Zijne eerste vrouw was Aleid van Culemborg, erfdochter van Buren en St. Maartendijk, die in 1471 stierf; zij schonk hem deze kinderen:
Frederik van Egmond had ook een bastaardzoon, zooals blijkt uit eene Bossche Schepenakte van 1546 (Reg. n° 173 f. 23), waarbij Domicellus Willelmus, filius legitimus quondam Domicelli Willelmi de Ysselsteyn, filii naturalis quondam nobilis ac generosi domini, domini Frederici, comitis a Bueren, etc, ab eodem quondam Domicello Willelmo de Ysselsteyn et Domicella Theodorica, sua uxore legitima, filia quondam Gerlaci die Roever, pariter geniti, verkoopt 7/8 in eenen akker te Rosmalen, enz.
| 126 | ||||||||||||||||||||||||
De tweede, wettige vrouw van Frederik van Egmond was Walburg van Manderscheid; zij kreeg van hem het huis van Ysselstein in vruchtgebruik, van welken tocht zij 3 October 1530 afstand deed ten behoeve van haren genoemden stiefzoon Floris van Egmond, zooals blijkt uit eene Bossche schepenakte van dien datum (Reg. n° 138 f. 1 vso), waarbij „Daniël van Gerwen, rentmeester des lants van Craendonck, als speciael ende behoirlic gemeen ticht tot sgheen des hier navol ght uuyt crachte van zekere oepene brieven van procuratie daer af geëxpedieert ende by de Edelre Waelgeboren ende vermogende Vrouwe, vrou Walburch van Manderscheyt, grevinne ende weduwe tot Bueren, tot Lederdamme, duwagiere tot Craendonck, etc, by huere uuythangende zegele besegelt ende hueren name ondergetekent, wesende van den date den 24 dach van Januario anno 1530, die tochte der voirgen, vrouwe Walburch competerende in sekere huysinge ende erven, met allen sijn toebehoerten, genoempt thuys van Ysselsteyn, gelegen bijnnen deser stat in de Orthenstraet by de Convente van Sinte Geertruden, heeft hy wittelic opgedragen den Edelen Waelgeboren ende zeer vermogenden heeren Floris van Egmont, grave tot Bueren ende Lederdamme, heere tot Ysselsteyn, tot Craendonck, capiteyngenerael der Keys. Mayesteyt in desen synen neder landen, tsamen met allen brieven ende rechten der voirgen. vrouwe daerinne competerende."
Na doode van genoemden Floris van Egmond zal het huis van Ysselsten door zijne erven verkocht zijn geworden.
Immers kort na zijn overlijden vinden wij het in het bezit van Lubbert Torck, den zoon van Godert en Margriet van Egmond voornoemd, daar hij toch blijkens van Heurn Beschrijving in het jaar 1542 een steen plaatste in den gevel van dat huis, waarop uitgehouwen waren twee wapens, waarvan het mannelijk dat van Torck was en het vrouwelijk een gekwartileerd wapen was, waarvan een kwartier dat van Hemert vertoonde. Hij plaatste verder in het oostervenster van de St. Geertruikerk een glas, waarin zijne beeldtenis gebrand was | 127 | ||||||||||||||||||||||||
met zijne vier kwartieren daar boven. Naar hem werd dit huis een tijd lang het huis van Hemert genaamd. Het zal van hem gekomen zijn aan zijnen zoon Frederik Torck, vermits den 12 Juni 1572 voor Schepenen van den Bosch diens weduwe Maria van Wittenhorst de Bossche raadsleden mr. Goyart Lombaerts van Enckevoirt en Jaspar Jan Mathijszoon machtigde om voor haar gerechtelijk in te vorderen de huyshuere oft hueringe van den huyse Ysselsteyn oft Hemert ende vier cameren oft huysen daertoe annex ende toebehoorende. Later behoorde dit huis aan de Tafel van den H. Geest van den Bosch, krachtens welken titel blijkt echter niet; alleen blijkt uit eene Bossche Schepenakte, te vinden in Reg. n° 252 f. 514, dat Henrick Heeren, raad van den Bosch, als meesteren rector van die Tafel dat huis 9 December 1594 verkocht aan mr. Jacob van Berchem 8), schout van Maasland, die de zoon was van Jacob, den zoon van Jan Gielis (of Michiels) zoon van Berchem. Zijne vrouw was Anna Gysselen, dochter van Gysbert en Waltera van Gewande (dochter van Walterus van Gewande Willemszn en Judith Kuyst Henricksdochter), die hem deze kinderen schonk:
| 128 | ||||||||||||||||||||||||
Aelken van Berchem zal waarschijnlijk ongehuwd zijn overleden, daar toch hare genoemde moei Waltera voor de eene helft en haar broeder Jan van Berchem, alsmede Jor. Dirck van Oss haar oom, Jan Janszn van Antwerpen en Pauwei Raessen in hunne hoedanigheid van momboiren over hare minderjarige broeders en zusters, zooeven onder 2° tot en met 5°. vermeld, voor de andere helft dit huis den 2 April 1615 (Reg. n° 252 f. 514), voor de som van f. 2708 aan de stad den Bosch verkochten; het werd toen aldus omschreven: de groote huysinge, voerpoerte, voerhuys aen de strate, stallinghe, galeryen, plaetse, hoff, erfenissen ende achterpoerte, uutgaende achter die Craen 10) opten Dieskant aldaer, gestaen ende gelegen binnen dese stadt in de Orthenstraet by de Heylich Crayspoerte, genoempt thuys van Hemert oft hnys van Ysselsteyn, tussen erfenisse Jacobs van Tulden 11) naer de Vischstraet d'een
| 129 | ||||||||||||||||||||||||
syde ende tussen erfenisse eensdeels mr. Jan Typoets ende eensdeels die Bockhovenstraet d' ander syde, streckende voer van de Ortenstraet achterwaerts totte strate achter de Craen opten Dieskant.
Volgens van Heurn Beschrijving kocht de stad den Bosch dit huis om er een stedelijk depot van zout in te vestigen.
Toen zij het daartoe niet meer noodig had, verkocht zij het 19 Januari 1657 (Reg. n° 411 f. 332) met het daartoe behoorend huisje, waarin de Kraankinderen plachten te vergaderen, aan Willem van Bree, koopman te den Bosch; het werd alstoen gezegd te zijn: een huys ende erve ivilner Jans Comans, gelegen in de Orthenstraet by de steenen Binnenpoort, nu zijnde de groote huysinge enz. (alsvoren) by de H. Cruyspoort, genoemt 't huys van Hemert oft 't huys van Ysselsteyn en te staan tusschen de Bokhovenstraat ex uno en het huis van mr. Peter, scherprechter en het erf van Gerard Andrieszn. van Gelder ex alio. Het huis van mr. Peter, scherprechter, was dat, hetwelk Jacob van Tulden als voorzegd in 1610 had gekocht; de erfgenamen van genoemden mr. Peter, wiens familienaam was van Oldenburgh en die beul was te den Bosch, verkochten 26 Mei 1702 (Eeg. n° 514 f. 417) dit huis aan na te noemen Pieter van Bree; het werd toen gezegd zich achterwaarts uit te strekken tot aan een huis, dat aan de Haven achter de Kraan stond tusschen het huis van Ysselstein ex uno en het huis de Drie paternosters ex alio en ook aan meergenoemden mr. Peter toebehoorde; diens erven verkochten het op laatstgemelden datum eveneens aan gezegden Pieter van Bree. Genoemde Willem van Bree had 13 Maart 1683 (Reg. n° 477 f. 70) van Maria Herincx weduwe van Johan van Kessel 12) bij het huis van Ysselstein reeds aangekocht: a een nieuw huis of pakhuis, staande op den hoek van de Bokhovenstraat tusschen het erf van den kooper ex uno en het volgend huis ex alio; b een huis in dezelfde straat tusschen laatstgemeld huis ex uno en het erf van den kooper ex alio, terwijl zijne weduwe van | 130 | ||||||||||||||||||||||||
de stad den Bosch 7 Augustus 1685 (Reg. n° 503 f. 101) bij het huis van Ysselsteyn nog aankocht de Bierdragersvergaderplaats, zijnde een bouwvallig huisje, staande aan de Smalle Haven en den hoek der Bokhovenstraat tusschende erven van haar, koopster. Meergenoemde Willem van Bree had het huis van Ysselstein en de andere huizen, die hij, als gezegd, kocht, gekocht om daarin op te richten eene glasblazerij tot het vervaardigen van wijn- en bierglazen en allerhande andere voorwerpen van wit glas. Ziehier hoe van Heurn dit mededeelt in zijne Historie III blz. 83:
„In den jaare 1656 werd hier ter stede eene glasblazerye door zekeren Willem van Bree, koopman en burger hier ter stede, opgeregt. Hy verzogt hiertoe verlof van de Eegeering voor den tijd van 14 of 20 jaaren met uitsluiting van alle anderen en vrydom van stads accijnsen. De Regeering (van den Bosch) benoemde eenigen uit den haare om over de voorwaarden daarvan met hem nader te handelen en wanneer zy verslag deden, dat dit werk voor de stad niet ondienstig was, besloot de Regeering de opregting eener glasblazerye aan van Bree toe te staan. Voorts gelaste zy, dat geene vreemde glasekramers in de stad eenige glaasen zouden mogen brengen dan op de week- en jaarmarkten op de verbeurte van dezelven en eene boeten voor ieder glas, dat verkogt werden. Zy zouden die glasen op dezelve boete niet langs de deuren mogen dragen en verkopen. Van stadswege zoude aan van Bree eene huizinge, by de Ortenbinnenpoort gelegen, het huis van Ysselstein genaamd, alsmede zeker huisje, waarin de Kraankinderen plegen te vergaderen, voor vier duizend guldens, om tot eene glasblazerye te gebruiken, opgedragen worden. Den medestander van van Bree zoude het poorterschap geschonken worden. Het gemelde huis zou de vrijdom van inlogering, van ruiters en soldaaten genieten, zo lang het tot een glasblazerye strekte.
Hun houtschip 13) zoude agter hetzelve huis mogen losschen en | 131 | ||||||||||||||||||||||||
indien een ander schip aldaar lag, zonde dit verlegt moeten worden. Ook zoude de Glasblazery van stadslasten op het hout en den turf vry zijn. Deze Glasblazery is thans nog in stand. In dezelve worden allerlei drinkglazen en ander wit glaswerk gemaakt." Blijkens E. A. van Zuylen Stadsrekeningen II p. 1470 ontving Willem van Bree 5 Juli 1658 van de stad fl. 60 tot eene vereeringe van dat hy de samentelycke heer en van de regeringe liadde versocht voor d'eerste reyse te willen comen sien het blasen der gelasen in de gelaesblaserye, waaruit blijkt, dat toen reeds deze fabriek in het huis van Ysselstein in volle werking was.
Genoemde Willem van Bree behoorde tot een Akensch geslacht; zijne ouders waren Willem van Bree en Elisabeth van Meven, welke beiden in 1654 reeds waren overleden, daar toch in dat jaar Dirk van Bree voor Schepenen van den Bosch zijne vrouw Elisabeth van Niel en zijnen oom Jacob van Meven, koopman te Aken, machtigde om met zijnen broeder te deelen de nalatenschappen zijner ouders.
Willem van Bree, de Bossche glasblazer, overleed 1 Juli 1683; zijne vrouw was Jenneken Somers (dochter van Peter Willemszn en Aelken, de dochter van Henrick Boudewijns), die 4 September 1696 stierf; beiden werden in de St. Janskerk te den Bosch begraven onder eene grafzerk, welke zich aldaar nog bevindt.
Hunne kinderen waren: Pieter of Pedro van Bree, die in 1723 te den Bosch ongehuwd stierf; Mathias van Bree, die 13 Juni 1688 te den Bosch, als wanneer hij aldaar op den Hoogen steenweg woonde, huwde met Maria Suyskens, woonachtig aldaar in de Verwerstraat, en Aldegonda van Bree, welke laatste ook ongehuwd schijnt te zijn overleden.
Van hen zetten Pieter en Mathias de glasblazerij huns vaders in het huis van Ysselstein voort; dit huis kreeg naar dat bedrijf den naam van het glashuis.
Van den medestander van Willem van Bree in deze fabriek, over wien van Heurn t.a.p. het heeft, blijkt uit de Bossche Schepenakten niets, zoodat hij in den Bosch geene be-
| 132 | ||||||||||||||||||||||||
zittingen op zijnen naam zal hebben gehad en wellicht aldaar ook niet zal hebben gewoond 14). Hij heette Henri Bonhomme en ontving 17 October 1658 het poorterschap van gezegde stad, hetgeen in haar poorterboek aldus vermeld staat: Henry Bonhom is by acte der heeren schepen ende raedt deser stadt in dato den 17 Octobris 1658 geworden poirter deser stadt ende heeft daerop gedaen den behoirlicken eedt 26 Juli 1659. Was genoemde Bonhomme blijkbaar een Waal, zeker was dit aanvankelijk het personeel dezer fabriek. Daartoe behoorde o.a. Jean Mahye, die van zijne vrouwe Marguerite Ballet (of Ballay) te den Bosch in het R.K. bedehuis van St. Pieter deze kindereu liet doopen:
1688 13 November Maria.
1692 1 Mei Jacobus.
1694 18 Januari Maria Geertruid.
1695 28 October Robertus.
1698 3 Augustus Joannes Franciscus.
De laatstgenoemde dezer kinderen woonde in 1736 te Rotterdam, terwijl de voorlaatstgenoemde, Robertus, in 1721 meester glasblazer in gemelde fabriek was; hij huwde met Maria Geertruid van der Vaart, die hem deze kinderen schonk:
Over het personeel dezer fabriek vermeldt van Heurn in zijne Beschrijving nog het volgende:
| 133 | ||||||||||||||||||||||||
Omtrent twee jaaren geleeden (wanneer dit was vermeldt hij niet) heeft de eigenaar (der glasblazerij) een glasenslijper uit Engeland bekoomen, na welken tijd er zulken fraai glaswerk gemaakt werd, dat zulks het Engelsche evenaarde; doch ederd eenigen tijd zijn de eigenaar en de slijper het oneens geworden, waardoor het te vreesen is, dat die geheele hanteering te niet zal loopen.
In 1766, toen stadhouder prins Willem V een bezoek aan den Bosch bracht, was deze glasblazerij blijkbaar nog in vollen bloei, want hij bezichtigde haar toen 15).
Mathias van Bree, die na doode zijns broeders Pieter waarschijnlijk alleen de glasblazerij zal hebben gedreven, hertrouwde na doode zijner genoemde vrouw in 1693 met Geertruida Cornelia Schouten, toen woonachtig te Amsterdam; zij schonk hem deze kinderen, wier afstammelingen het huis van Ysselstein bezaten: a Johanna Cornelia van Bree, gedoopt te den Bosch in het R.K. bedehuis van St. Jan 24 Maart 1694; zij trouwde met Jean Pierre d'Henssens, wonende te Antwerpen en b Cornelia (ook wel genoemd Cecilia) Maria van Bree, die de echtgenoote werd van mr. Pieter Tiarck, wonende te Leiden en hem deze kinderen schonk: Petronella Geertrudis, die ongehuwd stierf, en Maria Jacoba Tiarck.
Den 20 Juli 1787 verkochten Jkvr. Geertrudis Carolina d'Henssens en Antonia Johanna Maria d'Henssens; Elisabeth Johanna Ignatia d'Henssens weduwe van Jor. Jean Joseph van Kessel; Joanna Maria d'Henssens weduwe van Jor. Jean Pierre Ernest de Caters; Pierre Bals als momboir over Jor. Michiel d'Henssens, minderjarigen zoon van wijlen Mathias Xavier d'Henssens 16) en Anne Jeanne Adrienne Wilmot, als ook als momboir over de minderjarige kinderen van voornoemde douarière de Caters; (zijnde genoemde personen, die allen te Antwerpen woonden, met na te noemen Adrienne Knyff geb.
| 134 | ||||||||||||||||||||||||
d'Henssens eenige kinderen, kindskinderen en erfgenamen van wijlen de echtelieden Jean Pierre d'Henssens en Jolianna Cornelia van Bree); Jor. Petrus Garolns Josephus Knyff en zijne vrouw Adrienne d'Henssens, dochter van Mathias Xavier en Anne Jeanne Adrienne Wilmot, wonende te Brussel; Maria Jacoba Tiarck Walta 17) gravin douairière Jean Baptiste Francois George graaf d'Oultremont de Wegimont en Marie Elisabeth de Meex huisvrouw van Rogier de Blavier, beiden wonende te Luik, - aan Willem Vosch van Avesaet, kapitein ter zee te den Bosch, echtgenoot van Magdalena Juliana Senff: huis en erf, van ouds genaamd het huis van Hemert of het huis Ysselstein, geapproprieerd en tot hiertoe gebruikt tot eene glasblazerij, met alle daartoe behoorende gebouwen, pakhuizen en gereedschappen, staande aan de Orthenstraat bij en aan de Binnenpoort, mitsgaders nog zes huizen en erven daarbij en aan gelegen in de Orthenstraat, het Bokhovenstraatje en de Smalle Haven, en begrensd O. de Orthenstraat, W. de Smalle Haven, N. het Bokhovenstraatje en Z. het erf der wed. G. van Amelsvoort. Genoemde Vosch van Avesaet heeft daarop het huis van Ysselstein, waarvan van Heurn Beschrijving ook nog mededeelt, dat het toen reeds merkelijk veranderd en verkleend was, met de daarbij behoorende poort afgebroken en in 1789 in de plaats daarvan gebouwd het thans nog bestaande kapitale heerenhuis met poort, genummerd n°. 36. Den 1 Februari 1800 verkocht hij dit huis aan Augustinus Tilmanus van Ryckevorsel, Thomas Cornelis van Ryckevorsel, Bernard Jacob Half Wassenaer van Onsenoort, Eugenius de Massen en Jacobus Cornelis van Bommel, allen wonende te den Bosch. Het werd toen ingericht tot eene factorij van koloniale waren; later werd het een bankiershuis en thans wordt het met de daartoe behoorende gebouwen aan particulieren verhuurd; eigenaars daarvan zijn thans Jan van Ryckevorsel, wonende te den Bosch en zijn broeder Herman van Ryckevorsel, wonende te Vught. | 135 |
Noten | |
1. | Hiermede is blijkbaar bedoeld de toenmalige tak der Dommel, welke langs den stadsmuur ter hoogte van de Orthenbinnenpoort liep. |
2. | Zij was eene van Erp van Middegael en dochter van Philips en Coletta van der Meer. |
3. | Zoon van Philips en Gatharina Dielbeeck. |
4. | Hij was laagschout van 's Hertogenbosch en gehuwd met Adriana van Balveren. |
5. | Zij hadden behalve hem o.a. nog deze kinderen: a. Johan van Egmond, eerste graaf van Egmond, overleden op het kasteel van Egmond; b. Willem van Egmond, heer van Haps, huwde Margriet van Meer, erfdochter van Boxmeer en weduwe van Pieter van Vertaing, heer van Heeswijk, Dinther, Asten en Moergestel (Taxandria VI blz. 52). c. Anna van Egmond, huwde Bernard graaf van Bentheim. d. Elisabeth van Egmond, huwde 1°. Gijsbrecht van Bronckhorst van Batenburg; 2° Jan van der Aa, ridder, heer van Bokhoven, die 23 Maart 1540 kinderloos overleed. (Taxandria III blz. 112). e. Margriet van Egmond, huwde 1°. Johan van Merode; 2°. beneden haren stand, doch- uit liefde, den stal meester haars vaders Godert Torck, kastelein van Buren, gesneuveld in den slag bij Middelaar 7 Juni 1507 en begraven in de kloosterkerk van St. Agatha, waarin zij reeds in 1496 ter aarde besteld was. Zij schonk haren tweeden man o. a. een zoon Lubbert Torck, overste in dienst van keizer Karel V, die huwde met lladewig van Hemert, erfdochter van Nederhemert, bij wie hij verwekte: Godfried Torck, heer van Nederhemert, (wiens vrouw was Gornelia van Harff, erfdochter van Bokhoven, welke hem geene kinderen schonk) en Frederik Torck ook heer van Nederhemert, wiens vrouw was Maria van Wittenhorst. |
6. | Zij werden na hun huwelijk feestelijk te den Bosch ingehaald, zooals blijkt uit R. A. van Zuylen Stadsrekeningen I blz. 484. |
7. | Taxandria VI blz. 53. |
8. | Zijn broeder was Willem van Berchem. |
9. | Al de sub 1° en 2° vermelde secretariën en vorsterijen zijn 5 Oct. 1675 door Judith van Berchem voor Schepenen van den Bosch overgedragen aan haren neef Gijsbert Boonaerts. |
10. | In eene Bossche Schepenakte van 3 507 (Reg. n° 101 f. 380) heet deze kraan een edificium, daar toch bij die akte werd verkocht het huis in de Slang e retro edificium den craen ultra pon tem piscium. |
11. | Dit huis had Jacob van Tulden, die lakenkooper te den Bosch en de zoon was van Gerard van Tulden, in 1610 gekocht van Roelof van Doirn Dirckszn. (Reg. n° 309 f. 197); deze had het huis verkregen bij akte in Reg. n° 264 f. 305; den 5 Januari 1614 verkocht hij het weder aan Adriaan van Druenen Jan Willemszn. Zijne vrouw was Heylwich, dochter van Dirck van Meurs; toen zij weduwe van hem was, woonde zij in 1630 te Oirschot; hun zoon was Theodoor van Tulden, de beroemde Bossche schilder. (Cf. Taxandria XVIII p. 118). |
12. | Deze verkoopster had deze beide huizen verkregen van Magdalena Herincx weduwe van Mathijs van Kessel. |
13. | N.l. het schip, dat moest aanvoeren het hout benoodigd tot het stoken der glasblazerij. |
14. | Het lidmatenboek der Nederduitsch-Hervormde kerk te den Bosch houdt in, dat 9 October 1687 daarvan met attestatie lidmaat werd Michiel Bonhomme, wonende in Torenstraat en dat deze 31 Mei 1692 naar Nieuwenhoorn vertrok. Of hij Henri Bonhomme in den bloede bestond blijkt evenwel niet. |
15. | Van Heurn Historie IV. p. 223. |
16. | Hij was broeder van de drie eerstgenoemde Jonkvrouwen d'Henssens. |
17. | Zij werd geboren te Leiden 26 Aug. 1727. te Antwerpen 21 April 1802 en huwde met haren genoemden echtgenoot te Leiden in 1750. |
1992 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : GlasblazerijBrabants Dagblad donderdag 6 augustus 1992 (foto) |
|
1997 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : De bewogen historie van het GlashuisBrabants Dagblad donderdag 23 januari 1997 (foto) |
1614 |
Kapittel 18Het huis van IJsselstein of het huis van Hemert, te voren het Hof van Bergen, door de Stad aangekocht.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
|
1615 |
Kapittel 18Afbetaling van een Schepen schuldbrief aan de kinderen Gijsbert van Berchem, in volle betaling van het Huis van Hemert, voormalig huis van IJsselstein en het Hof van Bergen.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
1865 | J.F.J. van Rijckevorsel (firma wed. J. van Rijckevorsel & Zn.) handelaars in koloniale waren, commissionnairs in effecten |
1875 | J.F.J. van Rijckevorsel (firma wed. J. van Rijckevorsel & Zn.) commissionair in effecten |
1881 | J.F.J. van Rijckevorsel (firma wed. Joh.F. van Rijckevorsel en Zn., in effecten) |
1908 | jhr. F.J.H.J. Bosch van Drakesteijn |
1910 | jhr. F.J.H.J. Bosch van Drakesteijn |